De jongen trok zijn kap verder over zijn hoofd. Het regende verschrikkelijk hard, maar toch bleef het clanlid buiten staan. Hij had nog niet de behoefte om ergens te gaan schuilen, of om terug naar het kamp te gaan. Het was laat in de middag, maar de lucht was donker. Shem keek met samengeknepen ogen naar de lucht. Het zou zo gaan onweren, dat was zeker. In een rustig tempo liep hij verder door Budsma. Hij vond het fijn in de oase, maar het liefst was hij echt in het bos. Daar had je meer beschutting en was het makkelijker om op dieren te jagen. Ze zagen je niet door de vele bomen. Meestal liet hij in andere gebieden dan ook Kofu jagen. Zowel voor zichzelf, als voor de hele clan.
Hij veranderde in zijn werderhelft en Kofu hief zijn zwarte kop. Erg honger had hij nu niet, maar dorst wel. Hij rook de oceaan, maar ook een waterbron dichterbij. En die was van zoet water. Kofu versnelde naar een rustig drafje, waardoor de waterdruppels links en rechts van zijn zwarte manen af slingerden. Al snel kwam hij bij de waterpoel en begon te drinken. Toen hij een ander persoon hoorde stopte hij en draaide zich om.
-flut, maar voor Reno-